De wet
De Omgevingswet
Wetgeving is steeds aan verandering onderhevig. Per 1 januari 2024 is de Omgevingswet in werking getreden en valt de bescherming van de natuur in Nederland onder deze wet. De Omgevingswet regelt door middel van zoveel mogelijk algemene regelingen alles voor de fysieke leefomgeving; de ruimte waarin we wonen, werken en recreëren. De inhoud van de Wet natuurbescherming is sinds die datum beleidsneutraal opgegaan in de Omgevingswet. Wel gelden voor de instrumenten gedoogplicht, aanwijzing gebieden, beheerplan en programma en voor verplichtingen ten aanzien van natuurgebieden, de bescherming van soorten en voor houtopstanden overgangsrecht. Voor meer informatie over de Omgevingswet of specifiek over het overgangsrecht Wet natuurbescherming verwijzen wij naar de website van het Informatiepunt Leefomgeving (IPLO).
Wet natuurbescherming (Wnb)
De Wet natuurbescherming werd op 1 januari 2017 ingevoerd en heeft toen drie afzonderlijke wetten vervangen, namelijk: de Flora- en Faunawet, de Boswet en de Natuurbeschermingswet 1998. In de Wet natuurbescherming was de bescherming van alle Nederlandse natuurgebieden en inheemse planten (flora) en dieren (fauna) vastgelegd. Kortom: de Wet natuurbescherming bevatte regels voor het in stand houden en beschermen van natuurgebieden en flora- en faunasoorten, maar ook richtlijnen voor schadebestrijding. Daarnaast werden de belangen van grondgebruikers, grondeigenaren, burgers, jachthouders, natuurbeschermers en andere belangengroeperingen in de Wet natuurbescherming geregeld. Zoals eerder genoemd valt de bescherming van de natuur sinds 1 januari 2024 niet langer onder de Wet natuurbescherming, maar onder de Omgevingswet.
Beschermde diersoorten
De volgende in het wild levende inheemse diersoorten zijn bij wet beschermd:
- alle vogels;
- alle zoogdieren, met uitzondering van de zwarte rat, de bruine rat en de huismuis;
- alle amfibieën, reptielen en vissen;
- verschillende insectensoorten.
Zogenoemde exoten, diersoorten die van nature niet in Nederland voorkomen en vaak door menselijk toedoen in Nederland terechtgekomen zijn, vallen niet onder het beschermingsregime van de Omgevingswet. Ditzelfde geldt voor gedomesticeerde dieren, zoals huisdieren en landbouwdieren. De verantwoordelijkheid voor het beschermen van huis- en landbouwdieren ligt bij de eigenaar van deze dieren.
In de wet genoemde belangen
Jacht
In Nederland is het tijdens het jachtseizoen toegestaan om op een paar diersoorten te jagen. De minister van Natuur en Stikstof is verantwoordelijk voor het openstellen van de jacht en wijst aan welke soorten binnen de jachtperiode bejaagd mogen worden. Voor het jachtseizoen 2023-2024 mag er gejaagd worden op de volgende diersoorten: haas, fazant, wilde eend en houtduif. Lees hier meer over de jacht in Nederland.
Bescherming diersoorten
Behalve het bejagen van de hiervoor genoemde diersoorten tijdens het jachtseizoen, mag er in Nederland, op grond van de Omgevingswet, niet zomaar op beschermde dieren gejaagd worden. Wettelijk is vastgelegd dat inheemse wilde dieren bescherming genieten en niet zomaar verstoord, bejaagd of gedood mogen worden. Deze bescherming geldt altijd, tenzij diersoorten één van de volgende in de wet genoemde belangen schaden of dreigen te schaden:
- gevaar voor de volksgezondheid en de openbare veiligheid;
- gevaar voor de veiligheid van (lucht)verkeer;
- het ontstaan van schade aan gewassen, vee, visserij, bossen en wateren;
- het ontstaan van schade aan flora en fauna.
Staat van instandhouding diersoorten
Als diersoorten schade toebrengen aan één van de hiervoor genoemde belangen of wanneer er schade voor één van de genoemde belangen dreigt, dan zal de situatie eerst nader onderzocht worden. Allereerst zal een faunabeheereenheid in kaart brengen welke belangen spelen en of er alternatieve oplossingen te bedenken zijn om (dreigende) schade te voorkomen (zoals het weren of verjagen van het dier). Dieren vangen en elders uitzetten is vaak geen reële optie, omdat het probleem dan verplaatst wordt.
Indien er geen alternatieve oplossingen gevonden worden of wanneer alternatieve oplossingen onvoldoende effect hebben, onderzoekt de faunabeheereenheid welke maatregelen gerechtvaardigd zijn om (dreigende) schade door diersoorten te beperken. De voorgestelde maatregelen mogen geen gevolgen hebben voor de staat van instandhouding van het dier. Dit betekent dat er te allen tijde voldoende dieren over moeten blijven om de soort in stand te houden en uitsterven te voorkomen. Instandhoudingscijfers van diersoorten vormen om die reden een onderdeel van faunabeheerplannen.
De Omgevingswet zorgt voor het voortbestaan van Nederlandse natuurgebieden en de verschillende van nature in Nederland voorkomende planten en dieren